De WILMER®-methode

De WILMER®-armprothesen zijn ontwikkeld aan de Technische Universiteit Delft volgens de WILMER®-methode. De methode is genoemd naar de WILMER®-onderzoeksgroep waar de armprothesen ontwikkeld zijn. Tegenwoordig heet deze groep Delfts Instituut voor Prothesen en Orthesen (DIPO). In de WILMER®-methode staat de eindgebruiker centraal. Al is de prothese nog zo handig, hij mag de gebruiker niet tot last zijn. Anders zal de prothese uiteindelijk niet gebruikt worden. Daarom staan bij het ontwerpen drie aspecten centraal:

Cosmetiek: De prothese hoeft niet per se op een hand te lijken, maar de prothese moet er wel mooi uitzien.

Comfort: De prothese moet prettig zitten. De prothese moet langdurig gebruikt kunnen worden, zonder pijn, zweetproblemen of huidirritatie.

Controle: De prothese moet gemakkelijk te bedienen zijn. Bovendien moet de prothesen betrouwbaar zijn. Een handprothese moet opengaan als de gebruiker dat wil, maar vooral ook niet opengaan als de gebruiker dat niet wil.

Deze drie punten worden ook wel kortweg aangeduid als de drie C's. De wensen en de klachten van de gebruiker staan steeds centraal. De ontwikkeling van de open fitting is hier een goed voorbeeld van. Deze is ontwikkeld na de vele klachten over transpiratie met de conventionele stompkoker.